Skip to main content

Vondelingen en babylijkjes in Nederland

10 mei 1949, vondeling, Rotterdam

Het Vrije Volk, 12 mei 1949: "Moeder legde te vondeling"

Dinsdagmorgen vervoegde de 24-jarige A.C. N.-van G., die gescheiden, van haar echtgenoot leeft, zich met een kindje van acht weken in het Tehuis voor ongehuwde moeders van het Leger des Heils aan de Oostmaaslaan. Zij beweerde, dat ze gestuurd was door de Gemeentelijke Dienst van Sociale Zaken om haar kind daar onder te brengen. Bij informatie bleek echter niemand hiervan te weten en ook genoemde Dienst wist nergens van. Wel was de Dienst bereid haar te helpen als zij zich met Sociale Zaken in verbinding stelde. Men zou nagaan of er voor de vrouw en het kind wat gedaan kon worden. Voor de moeder vertrok vroeg ze evenwel een fles melk, want het was tijd om haar kindje te voeden. Die melk werd haar verstrekt en de vrouw werd alleen gelaten in een wachtkamer.

Toen men na enige tijd ging kijken was de moeder verdwenen, maar het kind lag er nog. De politie werd gewaarschuwd en uit haar onderzoek bleek, dat de vrouw sedert korte tijd onderdak had gevonden in Reeuwijk. De Rijkspolitie heeft haar daar 's avonds laat toen ze thuis kwam aangehouden en op transport gesteld naar Rotterdam. In het hoofdbureau verklaarde de vrouw, dat zij zich had willen ontdoen van haar baby omdat zij er niet voor zorgen kon. Ze had geen geld en wachtte nog op ondersteuning van Sociale Zaken. De moeder is voorlopig in arrest gesteld.