De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken als een kind ter vondeling wordt gelegd. Gemiddeld gebeurt dit 1 keer per jaar. De Raad voor de Kinderbescherming vraagt aan de kinderrechter om een voorlopige voogdijmaatregel. Het kind komt terecht in een tijdelijk pleeggezin en later in een geschikt adoptiegezin. Ook krijgt het kind een voogd toegewezen. (Bron: kinderbescherming.nl/themas/afstand)
Daarnaast is in Protocol ASAA van december 2021 hoofdstuk '4.2. Afstand: door te vondeling te leggen' de volgende procedure uitgewerkt:
4.2.1. Inleiding
Het als vondeling achterlaten van een kind levert een (acute) en ernstige bedreiging op voor de belangen van het kind. Het kind kan doordat het te vondeling is gelegd schade ondervinden of zelfs overlijden als iemand het niet tijdig opmerkt. Wie een kind hulpeloos achterlaat, brengt het in levensgevaar. Een kind te vondeling leggen is een strafbaar feit. Politie en justitie starten altijd direct een onderzoek om te kijken wie het kind te vondeling heeft gelegd en wie de ouders zijn. Een kind heeft het recht om zijn ouders te kennen en op te groeien bij zijn eigen ouders (art. 7 IVRK). Vooral om die reden zullen politie en justitie proberen de identiteit van de ouder(s) te achterhalen.
4.2.2. Taken en werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming
Wanneer een kind te vondeling is gelegd verzoekt de RvdK om een (voorlopige) voorziening in het gezag, omdat er geen gezagsdrager aanwezig is om beslissingen over het kind te nemen.
4.2.3. Onderzoek
Het onderzoek wordt verricht door de ASAA locatie behorend bij de vindplek van het te vondeling gelegde kind.
4.2.4. Voorlopige voogdijmaatregel
Zodra de RvdK van de politie of van een ziekenhuis een melding heeft ontvangen over een aangetroffen vondeling en het is (nog) niet bekend wie de ouders zijn, vraagt de RvdK zo spoedig mogelijk om een voorlopige voogdijmaatregel bij de rechter. Daarbij wordt de GI als voogd voorgesteld.
4.2.5. Informeren Gecertificeerde Instelling
Zodra de RvdK een melding krijgt van een vondeling informeert de RvdK de GI opdat de GI direct een plaatsing in een pleeggezin kan voorbereiden.
4.2.6. Definitieve gezagsvoorziening
Gedurende de periode van de voorlopige voogdij start de RvdK een onderzoek naar het definitieve gezag. Binnen de door de rechter te bepalen vervaltermijn (drie maanden) na de voorlopige voogdijbeschikking, maakt de RvdK een vervolgprocedure voor de definitieve gezagsvoorziening aanhangig bij de rechter. In het kader van het onderzoek vindt overleg plaats tussen de RvdK, de GI, en indien de ouders bekend zijn, ook met de ouders en al dan niet met hulpverlenende instellingen voor de ouder(s).
4.2.7. Procedure voor afstand
Indien bekend is of wordt wie de ouder(s) is/zijn en het blijkt dat zij geen mogelijkheden zien om hun kind op te voeden, kunnen zij besluiten afstand te doen van hun kind. De RvdK start dan de procedure voor afstand.
4.2.8. Privacy
De RvdK neemt de privacy van het kind en de eventueel achterhaalde ouder (conform de AVG in acht. Ten aanzien van het waarborgen van de privacy van betrokkenen heeft de RvdK een inspanningsverplichting naar andere instanties.
4.2.9. Bewaren objecten emotionele waarde i.h.k.v. van het doen van afstand van een kind
Indien een object (poststuk of daadwerkelijk object) op enig moment wordt ontvangen, hebben we afspraken hoe we deze objecten bewaren, digitaliseren en archiveren. Belangrijkste is dat het object (ook als dit een poststuk is, bijv de afstandsverklaring ondertekend door de biologische moeder) wel wordt gedigitaliseerd, maar dat ook het origineel bewaard blijft vanwege de emotionele waarde die dit object kan hebben voor betrokkenen.
* Tekst overgenomen van de website van de Raad voor de Kinderbescherming, update 28 april 2025