Skip to main content

Vondelingen en babylijkjes in Nederland

1 november 1956, vondeling Laura, Leeuwarden

Zie ook dossier 20 oktober 1956

Leeuwarder courant, 2 november 1956: "Na vondelingstunt en ruit burgemeester: Klein drama voltrok zich in 't duister bij Snekertrekweg - Politie nam twee woonscheepjes in beslag – zes mensen dakloos"

Aan de eenzame Snekertrekweg voltrok zich gistermiddag, in het kille donker van de vallende herfstavond, een klein drama. Twee woonscheepjes, eigendom van vader en zoon Lantema, waren afgekeurd en werden in beslag genomen. Zes mensen, waarbij een kindje van drie maanden, stonden op straat. Laura, de baby die al eens door haar vader op het politiebureau te vondeling was gelegd, werd aan een passerend echtpaar meegegeven. „Ik weet niet aan wie precies", zei Lantema jr. ons vanmorgen. De anderen brachten de nacht door in de laadbak van een militaire truck voor het Dieselmotorenbedrijf. Vandaag was het de zware taak van de Dienst van Sociale Zaken voor dit, reeds lang lopende, geval een oplossing te zoeken.

Lantema sr., die 61 is, vaart al vier jaar in zijn woonschip, een klein bootje zonder motor of roer. Hij duwt mapjes postpapier in de brievenbussen van de huizen en komt later vragen of men zijn waar kopen wil. Overal waar hij de markt gunstig acht komt hij en op die manier kan hij het hoofd enigermate boven water houden. Zijn vrouw, die evenals hij t.b. heeft, en zijn pleegdochter van 16 jaar, Maria, zijn bij hem.

Op het andere scheepje, een ex-pleziermotorbootje, woont de zoon L. K. Lantema (27) met zijn vrouw en dochtertje Laura, dat drie maanden oud is. Zij werd indertijd op de tegels van de gang in het politiebureau gelegd. Junior was het ook, die later een ruit bij de burgemeester insloeg. Ook deze zoon heeft t.b.c. Toen hij de vorige keer in Leeuwarden verbleef, in de periode van zijn vondelingstunt, kon hij werk krijgen bij de C.A.F., doch werd door de bedrijfsarts afgekeurd. „Spreek direct met uw huisarts", zei deze. Maar Lantema jr. heeft geen huis en dus ook geen dokter. Of zijn vrouw en dochtertje besmet zijn weet hij niet.

Wat hij wel weet is dat de gemeente hem bij zijn vorige bezoek heeft meegedeeld, dat zijn woonscheepje niet voldoet aan de daarvoor vastgestelde wettelijke eisen van bewoonbaarheid. Het scheepje heeft geen bewijs van goedkeuring. En dat van Lantema sr. evenmin. Nu zijn er gemeenten waar men dergelijke zaken door de vingers ziet, maar in Leeuwarden, waar zoveel woonschepen zijn en men daardoor een strengere dienst heeft om het kaf van het koren te scheiden accepteert men dergelijke hulkjes niet. Toen de Lantema's gisteren met hun armzalige vlootje ligplaats kozen aan de Snekertrekweg werd hun snel duidelijk gemaakt, dat ze maar te kiezen hadden: of de plaat poetsen of hun bootjes kwijt raken. In plaats van een paar honderd meter verderop buiten de grens te gaan liggen en de kwestie diplomatiek aan te pakken, gooiden vader en zoon het hoofd in de nek. Het werd geen buigen, het werd barsten. Een groep Politiemannen (zij wilden persé niet op De foto, omdat ze deze ontruiming waarschijnlijk ook zo'n leuk klusje niet vonden) zag er op toe, dat al het huisraad van de gezinnen werd uitgeladen, het stapelde zich op in het natte gras van de kanaalberm. De kachel brandde nog en de regen siepelde op het beddegoed langs de wegkant. Daar ligt het nu nog. En de bootjes zijn nu in beslag genomen en weggesleept. Waarheen? Behalve de verbitterde, opstandige volwassenen en de baby, waren er ook nog vier dieren aan boord: een hond, een kanarievogel en twee aapjes. De dieren werden door omstanders naar het asyl gebracht. Een van de aapjes was stervende. Hij lag gewikkeld in twee dunne shawls, in een kistje en bewoog af en toe zijn broodmagere, kille handjes. Later is hij, met de andere aap, die tierig is, en de kanariepiet, door Dierenbescherming uit het asyl gehaald, maar het was al veel en veel te laat. Voor de kachel in het warme huis van een dierenarts kwam hij een beetje bij, kwetterde af en toe zelfs en wilde zijn dijen krabben.

Maar zijn hart, longen en darmen waren al te zeer versleten in een armoedig bestaan om de arme drommel nog een klein kansje op een beter leven te geven. Nog voor middernacht, onder de beschutting van een droogstraallamp, strekten zijn stokkearmpjes zich, sperde zijn bekje met de kleine zwarte tandjes zich open en bleven zijn donkere oogjes in het zwarte snuitmaskertje plotseling staren naar een horizon, die ver achter de wand van zijn kistje was....

Aan de gemeenschap, aan de Dienst van Sociale Zaken, nu de taak de brokken aan elkaar te lijmen. Vader Lantema schuift veel bezwaren aan de kant met de opmerking: „Maar ik moet mijn kaarten toch verkopen". En de zoon, die enkele maanden her zijn baan bij de Minimax-fabrieken in Naarden opgaf om met zijn vader mee te gaan doen in de kaartenhandel meent: „Die kaarten gingen óók goed, daarom...."

En daarom probeerden ze hun geluk ook in Friesland (senior is vanouds een Leeuwarder) en kwamen daar in de hoofdstad in conflict met de autoriteiten, lieten de zaak zo hoog opschroeven, dat in plaats van met stroop met azijn gewerkt moest worden en gooien nu alle schuld op iedereen behalve op zich zelf en laten aan iedereen nu ook maar over om te zorgen. Wat ongetwijfeld gebeuren zal.

Nieuwsblad van het Noorden, 3 november 1956: "Zes mensen op straat gezet in Leeuwarden - Baby aan ander echtpaar meegegeven"

Omdat in Leeuwarden twee woonscheepjes, die eigendom zijn van vader en zoon L., voor bewoning zijn afgekeurd en in beslag genomen, kwamen zes mensen, onder wie een baby van 3 maanden, op straat te staan. De baby — dezelfde die enkele weken geleden door de vader op het politiebureau te vondeling werd gelegd — werd thans door de vader aan een passerend echtpaar meegegeven. De andere vijf hebben de nacht in een militaire truck moeten doorbrengen.